Barrel / Barrow : Onderdeel van een dartpijl, daar waar je de pijl vasthoudt en waar de punt aan zit.
Shaft: Onderdeel van een dartpijl. Het middelste stuk waar de flight aan vast zit , in veel variatie’s te koop
Flight: De vleugels aan het einde van een dartpijl, deze houden de dart stabiel.
Annie's room: Het nummer 1.
Mad house / X: Een dubbel 1.
Bucket of nails: Als alle 3 darts in de 1 belanden.
Tegenwoordig ook wel een “van Gerwentje “genaamt
9-darter: Een perfecte leg van 501. Er zijn minimaal 9 pijlen nodig om een 501 leg te gooien.
http://www.voeldum.nl/9darters.html
Bed & Breakfast: Een score van s 5, s 20, s 1 (=26 ).
Dit is gebaseerd op de prijs van een “bed and breakfast, 26 “pence”.
Of : Murphy : Gebaseerd op de wet van Murphy.
Basement / Bottom of the house: Dubbel 3.
Bust / Point monger / Monger : Meer gooien dan dat je nodig hebt om uit te kunnen . gegooide darts tellen niet, no score.
Bouncer : Als de gegooide pijl via het ijzer van het bord ( spider ) terugkaatst
Spider: Het metalen web dat het dartbord onderscheidt.
Wire: Darts die net missen dan waar je richtte maar aan de andere kant van het draad.
Bag o' Nuts: Een score van 45.
Bull: De buitenrand van de Bullseye, meestal groen; is 25 punten.
Bullseye / Cork: Het midden van het dartbord, meestal rood; is 50 punten.
Diddle for middle: Een worp met 1 dart om te kijken wie de wedstrijd mag beginnen,
degene die het dichts bij de bullseye is mag beginnen.
Hattrick: 3x Bullseye.
3 in a Bed: Als alle 3 de pijlen in het zelfde gebied (dubbel, triple of single) van
hetzelfde nummer vallen.
Buckshot: Als de darts wijdverspreid over het bord komen; of Slop: Darts die wel tellen
maar niet waarin je ze bedoeld had. .
Chucker: Een speler die gewoon maar wat gooit; Niet richt of het wat
uitmaakt wat hij/zij raakt.
Circle it: Als een speler lager gooit dan 10 met 3 darts zullen zijn teamgenoten zeggen:
‘Circle it’ zodat degene die de score bijhoudt de slechte worp eruit licht.
Darteritus: Een darter heeft moeite met het op het juiste moment
loslaten van de pijlen.
Double trouble: Niet in staat zijn om de dubbel te gooien om de partij te winnen
Double: De buitenste rand van het dartbord; deze is het dubbele aantal punten waard.
Double in: Een dubbel gooien om de partij te beginnen, dat de scores beginnen te tellen.
Double out: Een dubbel gooien om de leg te winnen.
Double top: Dubbel 20.
East in: Een game die geen speciale gooi behoeft om de score te beginnen
(Bijv. dubbel-in).
Island: Het gebied van het dartbord waar punten te scoren zijn.
Als je mist ben je “off the island”.
Middle for middle: Een worp met 1 dart om te kijken wie de wedstrijd mag beginnen,
degene het dichts bij de bullseye mag beginnen. .
Mugs away: Verliezer van de vorige leg begint de volgende leg.
Oche / Toe line : De lijn of verhoging waar je achter staat om te gooien.
Popcorn: Als de darts zo dicht bij elkaar belanden dat de flight eruit getikt wordt.
Robin hood: Als je een tweede dart in de shaft van de andere dart gooit.
Shanghai: Een score van een single, dubbel en triple van het zelfde nummer in 1 beurt.
Straight in: Een game die geen speciale gooi behoeft om de score te beginnen.
Baby ton: Een score van 95 (Bijv. T19 en 2x S19.
Ton: Een score van 100 in een game van x01.
Scores van over de 100 worden een ton-X genoemd
bijvoorbeeld een ton-25 betekent een score van 125.
Upstairs: De bovenste helft van het bord. Meestal wordt hiermee de 20’s bedoeld.